File:MCC-39759 Staande Maria onder het kruis, betraand gezicht, armen uitgestrekt, witte sluier (3).tif

Veronica is en profil naar rechts weergegeven en kijkt met betraand gezicht iets omhoog. Zij steunt op één knie op een oplopende bodem die met parallelle groeven van ca. 0,5 cm breed is aangeduid. In haar linkerhand houdt zij de linker bovenpunt van de zweetdoek met de afdruk van het gelaat van Christus, die zij met de rechterhand aan de onderzijde ondersteunt. Haar hoofd is bedekt door hoofd- en kindoek. De punt van de hoofddoek is aan de linkerkant opgenomen en over haar hoofd geslagen. Veronica is gekleed in een lang gewaad met nauwe mouwen en omgeslagen boorden. Daaroverheen draagt zij een mantel die over haar linkerschouder en rug afhangt en voor het lichaam langs over de gebogen knie is gedrapeerd. Aan de voorzijde komt onder de rand van de mantel de punt van haar schoen tevoorschijn.

De sculptuur is voorzien van een rijke, oorspronkelijke polychromie, en vergulding met ponspatronen en decoratieve patronen in zwart. De polychromie is aangebracht op een dunne witte grond, de vergulding en verzilvering daarenboven op een lichtrode bolus.

Incarnaat Veronica roze, naar donkerroze verlopend op wangen, neus en kin. Oogleden donkerbruin omrand over rood; ogen bruin en zwart; wenkbrauwen dikke bruine lijnen; lippen slordig donkerrood over lichtrood ofwel met donkere contour; tranen blauw, gehoogd met wit; handen roze. Incarnaat Christus: verfijnd verlopend van lichtroze op het voorhoofd tot donker rozerood langs de baard. Ogen grijs met zwart; bovenste ooglid donkerbruin gerand, onderste rood; neusvleugels rood gelijnd; fijne bloedsporen op het voorhoofd; resten rood op de mond; haren bruin. Hoofddoek: vuilig wit in meerdere lagen. Rand hoofddoek verguld. In de rand is een reeks grote punten (resten appliqués?) ingeponst, die aan weerszijden begrensd wordt door een reeks kleine ingeponste puntjes. Kindoek wit.

Kleed: verguld; dubbele rij ingeponste puntjes langs de halsboord. Op het bovenstuk en de mouwen een met zwart opgeschilderd brokaatpatroon. Het zwart is grotendeels afgevallen en heeft een roodachtige lijn nagelaten. Omgeslagen mouwboord rechterarm: groenluster op zilver, geen witte grond zichtbaar. Rok van het kleed is zichtbaar onder de voorste knie: brokaatpatroon in zwart. Het kleed is dus vermoedelijk geheel voorzien geweest van een zwart brokaatpatroon op de vergulding. Mantel buitenzijde lichtblauw waarover donkerblauw. Boord verguld. Randversiering: ingeponste grote punten, begrensd door aan weerszijden een rij kleine, ingeponste puntjes, het geheel wederom aan weerszijden begrensd door een dunne zwarte lijn. Binnenzijde lichtrood waarover donkerrood. Schoen zwart.

Bodem vrijwel geheel kaal; resten witte grond. Achter de achterste voet en op de allervoorste punt een restje afwerking: witte grond waarop rode bolus waarop zwart geworden zilver bedekt met groenluster. Zweetdoek vuilwit in meerdere lagen.

Eiken werkblok; oorspronkelijk uit één stuk; de kern ligt voor het beeld. Werkbanksporen (?): in het standvlak meerdere, verspreide, kleine gaatjes. Achterzijde: het hoofd is afgerond.

Het lichaam is zeer grof afgewerkt met een holle guts van ca. 1 cm breed. Waarschijnlijk was de Veronica oorspronkelijk een geheel met een grotere voorstelling en is zij later grof afgestoken. Ter hoogte van de voorste voet springt het werkblok naar voren uit: het is hier dikker in een omvang van ca. 5 x 5 cm. Wellicht geeft het voorvlak van dit blokje het oorspronkelijke vlak van de achterzijde aan. Onder dit blokje een recent eikenhouten steuntje uit twee delen. De rechterrand van de zweetdoek met een deel van het haar van Christus is later aangezet. Deze delen zijn waarschijnlijk beschadigd of waren onderdeel van de Christusfiguur en zijn verdwenen met het uitnemen van het stuk uit het retabel. Fijne scheur door hoofd, linkerarm en knie tot de grond. Ook andere kleine parallelle scheuren. Enkele kleine delen van de grond aan de voorzijde afgebroken. Gaten achterzijde: ter hoogte van het hoofd een schroefgaatje; ter hoogte van de schouder een schroefgaatje; klein modern (?) spijkergaatje rechtsonder. Aan de voorzijde in de bodem, ongeveer in het midden: spijkergaatje.

De heilige maagd Maria staat en profil naar rechts met doorgebogen knieën op de schuinoplopende bodem, die met parallelle groeven van ca. 0,5 cm breed is geaccentueerd. Zij kijkt met betraand gezicht omhoog en strekt haar beide armen uit. Haar hoofd is bedekt met een hoofd- en kindoek. Ze is gekleed in een lang, hooggesloten gewaad met lange mouwen en een wijde mantel. De mantel is afgegleden en ligt in dikke plooien over haar rug. De mantel bedekt Maria's rechterbeen en ligt in hoekige plooien over haar voeten en op de grond.

De sculptuur is voorzien van een rijke, oorspronkelijke polychromie, en vergulding met ponspatronen en decoratieve randen en letters in rood. De polychromie is aangebracht op een dunne, witte grond, de vergulding en verzilvering op een lichtrode bolus.

Incarnaat: roze; wenkbrauwen, oogleden en neusvleugels geaccentueerd door heel fijne, rode lijntjes; een fijne, rode lijn langs de kindoek; tranen donkergrijs-blauw, gehoogd met wit; mond helderrood.

Hoofddoek wit met een gouden rand die is gedecoreerd met gestileerde, rode rankjes, begrensd door rode lijnen. Kindoek wit.

Mantel en kleed verguld. De rand van de mantel heeft een decoratie in rood, bestaande uit een tussen twee lijnen gevat patroon van twee ronde haken verbonden door een kruis. Tussen de ronde haken zijn ronde punten ingeponst. De randen van de mouwen zijn gedecoreerd met een reeks rode "I-s", aan de bovenzijde begrensd door een dubbele lijn, langs de onderzijde begrensd door een enkele lijn.

Bodem groenluster op zilver.

Het werkblok is een naar de zijkant iets taps toelopend, donker, grofgenerfd stuk eikenhout. De kern heeft rechtsvoor, buiten het beeld gelegen. De achterzijde is vrij grof afgevlakt; horizontale klief- of zaagsporen. Linkerarm aangezet met houten pen of ijzeren nagel. Handen ingestoken en vastgezet met houten pennen (?).

In de achterzijde is één modern gaatje ter hoogte van de onderbenen, en links onderaan ter hoogte van de grond een groot, vrij diep, konisch gat van ca. 2,5 cm doorsnede. In het standvlak enkele kleine spijkergaatjes. Op het standvlak twee rode stempels van ca. 2 cm doorsnede.

De polychromie is over de gehele oppervlakte gesleten en beschadigd. Zij staat hier en daar op. Afgebroken: een deel van de plooien van de mantel op de achtergrond; enkele kleine delen van de voorste rand van de bodem.

Van de Geknielde Maria Magdalena en staande vrouw is de achterste vrouw in driekwart, de voorste en profil naar links weergegeven, op een oplopende bodem die met parallelle groeven van ca. 0,5 cm breed is aangeduid. Beide vrouwen kijken met betraand gezicht omhoog.

De voorste vrouw (Maria Magdalena) is op haar linkerknie neergezonken. Haar linkerarm hangt naar beneden, haar rechter (nu afgebroken) was wellicht opgeheven. Zij draagt een naar boven toe uitlopend hoofddeksel bedekt met een doek. Het hoofddeksel is langs boven- en onderrand versierd met een reeks parels. De onderste reeks is gevat tussen twee platte banden, de bovenste is begrensd door een plat bandje aan de bovenzijde en een bredere, puntig getande rand aan de onderzijde. Aan de voorzijde van het hoofddeksel is een bloem aangebracht met hulst-achtige blaadjes. De uiteinden van de doek komen aan weerszijden samen in een braam-achtige bol waaruit een gedraaid koordje met kwastje ontspringt. Vanonder de doek komen lange golvende haarstrengen die over schouders en rug van de vrouw hangen. De vrouw draagt een lang bovenkleed met korte mouwen dat tot over haar voeten valt en de grond rondom haar bedekt. Als gordel draagt zij een geknoopte doek. De korte mouwen van het kleed zijn omgeslagen en gedecoreerd met een rand geparelde kepers tussen platte banden. Ook langs de halsboord een parelrand tussen platte banden (zie ook beschrijving polychromie). Van het onderkleed of hemd is bij de halsboord een randje zichtbaar en onder de korte mouw een lange, breed uitlopende mouw met versierde boord.

De achterste vrouw heeft haar handen kruislings op de borst gelegd. Haar linkerbeen is iets gebogen. Op haar hoofd draagt ze een muts met brede omgeslagen rand en langs haar rug afhangende punt. Over haar rechterschouder ligt een lange golvende haarstreng. De vrouw draagt een onderkleed met overslagboord en mouwen met door knoopjes gesloten manchetten. Hieroverheen een kleed met korte mouwen, dat op de borst is dichtgeregen. De boorden van het bovenste deel van het kleed zijn versierd (zie polychromie). Het onderste deel van het kleed is een aangerimpelde strook met versierde onderrand. Om haar middel een doek met knoop met aan de bovenzijde een lus, aan de onderzijde twee slippen. Haar linkervoet met kous en trip komt onder haar kleed uit.

Op de zoom van het bovenkleed van de voorste vrouw zijn letters aangebracht, gescheiden door grote ingeponste punten. Naast "I-s" zijn onder andere midden voor de letters "B" en "N" zichtbaar. Op de boorden van de mouwen van het overkleed van de achterste vrouw zijn naast "I-s" op haar rechtermouw de letter "N" en op haar linkermouw de letter "R" leesbaar.

De sculptuur is voorzien van een rijke, oorspronkelijke polychromie, en vergulding met ponspatronen en decoratieve randen en letters in rood. De polychromie is aangebracht op een dunne, witte grond, de vergulding en verzilvering daarenboven op een lichtrode bolus.

Polychromie van de voorste vrouw: Incarnaat verlopend van lichtroze naar donkerroze op neus, wangen en kin. Wenkbrauwen dunne roodbruine lijnen; oogleden dunne rode lijnen; ogen bruin en zwart; neusvleugels roodgerand; lippen rood waarover donkerrood; tranen blauw, wit gehoogd. Haar verguld. Hoofddeksel: groenluster op zilver. Dit groenluster op zilver is vooral aan de achterzijde nog goed herkenbaar. De parels van de parelrandjes zijn afwisselend groen- en roodluster. Het nog bewaarde koordje is gedraaid uit gouden en zwarte strengen. De doek van de hoofdtooi is verguld met op de bovenzijde roodluster in strepen. Op de zijkanten van de doek lijken patronen aangebracht in goud op een rode grond. Halsdoek of rand onderkleed: groenluster op zilver. Mouw onderkleed: groenluster op zilver; boord verguld met schuine rode strepen gescheiden door ingeponste punten. Deze decoratie langs de boven- en onderzijde begrensd door een rode lijn. Bovenkleed: verguld; parelrand langs de halsboord: roodluster op goud of zilver. De parelrand is begrensd door twee platte bandjes. Daaronder een rij punten, gescheiden door roodluster streepjes? De onderafsluiting van de boord is een roodluster lijn. De omgeslagen rand van de mouw van het overkleed is gedecoreerd met roodluster geparelde kepers. Langs de onderrand van boven naar onderen: een dubbele rode lijn, een reeks ingeponste puntjes, letters in roodluster, gescheiden door ingeponste punten, een enkele rode lijn. Gordel: groenluster op zilver?

Polychromie achterste vrouw: Incarnaat verlopend van lichtroze naar donkerroze op neus, kin en wangen. Wenkbrauwen een dubbele rode lijn; bovenste ooglid dunne rode lijn; ogen bruin met zwart en wit; tranen blauw, wit gehoogd; mond lichtrood waarover donkerrood; neusvleugels rood gelijnd; tanden wit en zwart; haar verguld; handen lichtroze met witte nagels. Kap: zwart. Onderkleed: groenluster op zilver. Bovenkleed: bovenstuk en aangerimpelde rand verguld, rok rood; koord roodluster; mouwen brokaatpatronen in roodluster; mouwboorden met letters in roodluster tussen ingeponste punten, aan de bovenzijde begrensd door een dubbele, aan de onderzijde door een enkele rode lijn; boorden bovenstuk dubbele roodluster "I-s" gescheiden door ingeponste punten en aan boven- en onderzijde begrensd door een enkele rode lijn. De zoom van de aangerimpelde rand heeft eenzelfde decoratie als die van het bovenkleed van de voorste vrouw? Gordel: verguld. Trip: rood. Kous: zwart. Bodem: groenluster op zilver. Vooral nog goed zichtbaar voor de voorste vrouw.

Op de achterzijde vage lijnen in zwarte verf.

Werkblok: naar de zijkant taps toelopend stuk eiken; de kern ligt voor het beeld; aan de achterzijde vlak met hier en daar een vaag horizontaal (zaag-?)spoor. Rechter zijkant afgeschuind. Hierin een ca. 3 cm diep rond gat van ca. 2 cm doorsnede. Linker zijkant afgespleten. In het midden van de achterzijde een rond gat van ca. 2 cm doorsnede en ca. 5 cm diep. Standvlak: wat kleine spijkergaatjes.

Rechterhand achterste vrouw los ingepend en recent gelijmd (glimmende lijmsporen aan de binnenzijde van de mouw).

Aan de achterzijde van de achterste vrouw, ter hoogte van de rechterarm is een soort liplas te zien met een nu leeg gaatje. Het lijkt hierdoor alsof de rechterarm apart is aangezet maar vermoedelijk is het zo, dat hier het beeldje overlangs gespleten was en men de losse "flap" daarom vastgezet heeft met een schroef of spijker. Polychromie vrijwel overal gesleten en beschadigd. Incarnaat voorste vrouw erg beschadigd. Grote plek houtwormschade aan de achterzijde ter hoogte van de heup van de achterste vrouw. De hele linkerzijkant van de achterste vrouw (dus de buitenrand van het beeld) nogal wormstekig. Het stompje van de arm van de voorste vrouw lijkt recent afgezaagd. Afgebroken: rechteram, linkerkoordje hoofddeksel en deel mouw linkerarm voorste vrouw. Verdwenen: linkerhand voorste vrouw. De vingertop van de rechter middelvinger van de staande vrouw is afgebroken tijdens het onderzoek in samenwerking met de Vrije Universiteit Brussel (2004). Dit was een oude breuk waarvan de lijm had losgelaten.