File:MCC-41833 Boeren en boerinnen als toeschouwers bij de kruisdraging (1).tif

Nederlands: De vier figuren lopen twee aan twee door een rotsachtig landschap naar links. Voorop gaan twee boerinnen, de voorste met een kippenkorf, de achterste met een vaatje op het hoofd, dat zij met haar linkerhand steunt. Achter hen stappen twee boeren. De voorste heeft een hengselmand aan zijn linkerarm en draagt een houweel over zijn rechterschouder, de achterste draagt een lammetje op zijn rug dat hij bij de poten beethoudt. De rotsgrond is aangduid door fijne zigzaggroeven en enkele gladde stenen.

De voorste boerin draagt een gewaad met een V-vormige halsuitsnijding, waarin een ondergewaad of hemd zichtbaar lijkt, met korte mouwen, waarover losse lange mouwen. Haar rok is opgeschort onder de riem waaraan een buidel hangt en waardoorheen ook een steel van een werktuig is gestoken. Ze heeft schoenen met ronde neuzen. Haar hoofd is bedekt door een hoofddoek en tulband. De achterste heeft een hoofddoek om het hoofd waarvan een lange slip over haar rug afhangt. Tussen hoofddoek en botervat een draagkussentje. Ze draagt een lang, omgord gewaad met lange mouwen. De voorste boer draagt een knielang, omgord gewaad, waarboven een opstaand boordje. Hij heeft een slip van zijn gewaad aan de voorzijde door zijn gordel getrokken. Hij heeft een kaproen op het hoofd met twee knoopjes en aan de voeten klompen en opgerolde kousen. De achterste draagt een muts en een kort, omgord gewaad met korte mouwen waaruit aan de pols gesloten hemdsmouwen te voorschijn komen.

Polychromie: Rood in een breuk in de achterrand van het gewaad van de voorste boer. Groen in de scheuren van het standvlak. Restje rood op het boterkorfje.

Techniek: De achterzijde is vlak. De kern lag ongeveer ter hoogte van de hoek links vooraan. Aan de achterzijde links is het onderste gedeelte uitgehold. Brede gutssporen in de uitholling. Wat noestige plekken op het kleed van de voorste boer. Aan de achterzijde, in het vlakke gedeelte aan linkerkant die naar achteren uitsteekt, een pengat voor voormalige, oorspronkelijke bevestiging.

Staat: Aan de achterzijde zijn twee plankjes gespijkerd: één links verticaal en één horizontaal langs de onderkant over bijna de gehele breedte. Het laatste (hergebruikte )plankje heeft een vergulde rand. In de linkerpunt is een stukje hout ingezet. Op verschillende plaatsen zijn scheuren ingevuld met vloeibaar hout (?) o.a. in het gewaad van de voorste vrouw, de steel van de houweel, de rechterarm van de achterste boer, het hoofd van de achterste boer, de muts van de voorste boer; een scheur in diens gezicht is hiermee bijgewerkt en een plek achter zijn hoofd is hiermee aangesmeerd. Tevens zijn scheuren in het vaatje hiermee gedicht. Scheuren in de rechterzijkant van de grond, in het lam en in de voorste en achterste boer. De vulling is er deels uitgevallen. De linkerarm van de voorste boerin is afgebroken en bijgezaagd (gaatje in het breukvlak) en de V-hals en het onderkleed zijn bijgewerkt. Wat kippenkoppen zijn afgebroken. Aan de achterkant links is een hoek uitgebroken. De houweel en het voorwerp in de riem van de voorste vrouw zijn beschadigd. Het stuk heeft vele radiale scheuren, deels opgevuld (zie boven). In de achterkant zeven spijkergaten met restanten van spijkers, een modern schroefoog en twee schroefgaten. In het standvlak twee schroefgaten en twee spijkergaten.

Het object is wat wormstekig. Het hoofd van de achterste boer lijkt afgebrokkeld door wormschade. Ook in het standvlak links en rechts wormschade.