File:MCC-42327 Cecilia met orgel en twee engeltjes (6).tif

Nederlands: Cecilia is staande voorgesteld, rustend op haar rechterbeen. Ze draagt een valk op haar rechterhand; in de linker houdt zij een zwaard. Rechts van haar staat een orgeltje op de grond, dat door twee engeltjes wordt bespeeld. Het voorste engeltje bespeelt de toetsen, het achterste engeltje, waarvan het kopje achter het orgel uitkijkt, staat met zijn voet op de blaasbalg. De figuren staan op een kleine, vlakke grond.

Cecilia draagt een diep uitgesneden kleed met accolade-vormige halsuitsnijding waarin een hemd zichtbaar is. In de korte, met franje afgezette mouwen van het kleed draagt ze losse siermouwen met een split op de elleboog. De wijde rok heeft ze aan weerszijden onder de armen opgenomen, zodat in het midden een reeks ondiepe, onregelmatige driehoeksplooien ontstaat, aan weerszijden door verticale plooien geflankeerd. Om het middel draagt ze een geknoopte gordelband en om haar hals hangt een lint met een ruitvormig sieraad. Haar wijde mantel ligt over haar rechterschouder. Het ene einde is achter haar rug om geslagen en onder haar linkerarm vastgezet, het andere heeft ze hoog opgeschort onder haar rechterarm. Op haar lange golvende haar staat een krans.

Polychromie: Minieme resten van polychromie. Resten witte grond. Blauw op de binnenzijde van de mantel. Vlekjes helderrood op het gezicht (gemorst?).

Techniek: Het stuk is rondom en zeer gedetailleerd bewerkt. De kern lag mogelijk rechts van het werkblok. Wegens de moderne sokkel kon het standvlak niet bekeken worden. Een klein gaatje boven in het hoofd (werkbankspoor?).

Staat: De neus is vernieuwd. Een deel van het voorhoofd met krans is afgebroken en aangelijmd. In de rechterarm van het voorste engeltje is een stukje ingevoegd. De beukenhouten (?) sokkel is later toegevoegd. Afgebroken: de rechtervleugel van het orgelspelend engeltje; de punt van Cecilia's schoen; haar linkerpink; het grootste deel van het zwaard (spijkergaten en restant spijker in de plooi van de mantel hieronder); een deel van de plooi ter hoogte van de buik (restant spijker); delen van de grond aan de voorzijde en rechts van de linkervoet. Aan de linkerzijde gescheurd. Scheuren deels gevuld met was. Spijker door het grondje aan de voorzijde. Meerdere spijkergaten en restanten van spijkers in de achterzijde, o.a. in het midden een grote, afgebroken nagel. Spijkergat achter in de sokkel.

In het orgeltje een houtwormgaatje.